NIMENUIA KINYWA. Een zonnige morgen. Nee: dat betekenen die woorden zeker niet. Ik zit buiten onder een afdak. Die woorden (Swahili waarschijnlijk, de belangrijkste taal van Tanzania) staan op een tafellaken, dat wil zeggen twee aan mekaar genaaide bonte omslagdoeken uit Tanzania. CHANGU KISIMKOSEE MUNGO lees ik verder. Geen idee wat het betekent. Een mungo is een zebramangoeste, zo leert Wikipedia. Het zijn spreekwoorden, meen ik me te herinneren.
Spreekwoorden, die zie ik vrijwel nooit meer. Wij moesten er heel wat leren op de lagere school. Misschien wel zestig. Ik ben september ’45 naar school gegaan. Nederland moest opgebouwd worden. Met spreekwoorden, denk ik nu wel eens. Ze waren bijna allemaal positief. Ik heb helpen (op)bouwen in Tanzania. Eenvoudige huizen, maar van steen, want het spreekwoord zegt: eigen hut is prut. De blijdschap om zo’n eenvoudig huis van steen, de stralende gezichten, de dankbaarheid, die zie ik nu nog voor me.
Wanneer was ik daar, in Longoi? Zes jaar geleden, zeven? Hoe zou het daar nu zijn? Ik weet nog dat ik een mapje had voor knipsels over wat mijn Afrikaans moest worden. Geen idee of ik ze nog heb, die paar knipsels. De map werd niets. Ik zag zelden wat over Tanzania in de kranten. Geen nieuws goed nieuws, dacht ik maar.
Is dat wel zo, of een spreekwoord? Ik weet het niet. Ook als je niets hoort kunnen er nog heel wat kalveren verdrinken. Tanzania wordt omringd door rotte appelen. Afrika is een soort mand: zie de kaart. En de appel valt nooit ver van de boom. Spreekwoorden. Wat heb je aan zo’n spreekwoord als je geen appelbomen hebt. Ik verkas van spreekwoorden naar vragen; vragen die onder het afdak blijven hangen, besef ik. Is het positief dat Tanzania met voetballen niet veel voorstelt? Nummer 128 op de wereldranglijst. Eerst brood, dan spelen (daar begin ik toch weer); allez: Ivoorkust is 18, Ghana 24.
Moet ik me zorgen maken over mijn Afrikaans land? Ik weet het niet. Als in Tanzania gebeurt wat in de meeste ontwikkelingslanden gebeurt, dan zullen onze huizen misschien leeg komen te staan. Of willen de mensen van Longoi niet naar de stad? Trek naar de stad, daar lees je niets over: geen misdaad, ramp of voetbal.
Mijn Tanzania? Wat is je daar het meest opgevallen, werd me terug in Nederland meteen gevraagd. Meestal zei ik iets positiefs. De waarheid (nou ja), zei ik meestal niet. Ik zou als een sukkel gezien worden. Ik zag vooral de enorme kloof tussen platteland en stad. En het verlangen naar de stad. Auto’s, computers, internet, disco. Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht? Ik zie dat ik plaats vogel volgeld getikt heb. Het bewijs is geleverd: aan spreekwoorden heb je niets. Zet ze maar op een handdoek. De vragen zwellen aan. Wie blijft er in Longoi, wie trekt weg, wat zoeken ze in de stad. Werk en een platte digitale teevee vol voetbal?
Het gaat niet zo best in Tanzania. Trekken mensen daarom minder naar de stad. Voetbalt Tanzania slecht omdat de vedetten geen volvet salaris krijgen? Als dat zou kunnen. Die vogels in de lucht. Poëzie? Er komt post. Voor waterdichte noodhuizen, waterpompen en graanmolens, zo bidt en smeekt Cordaid, is een bedrag van € 132.233 nodig. Dat verdient een bejubelde voetballer in een maand. Niet in Afrika. Nóg niet?
Ik zie die vrolijke zwart jongetjes weer voetballen. Heel veel voetballertjes. Je hebt er niets voor nodig, niet eens schoenen. En toch kun je zo miljonair worden. Dromen die jongetjes daar al van? Zijn dat die vogels in de lucht? LAAT HET GEEN ZWERMEN WORDEN zeg ik hardop. “Is er wat?”, vraagt de buurvrouw bezorgd. Ik kan weer geen antwoord geven. Als al die mensen … Laat ze verstandig zijn. Ze kunnen echt niet allemaal. Kan niet. Blijf! Maar wat heb ik daarmee te maken. Als ze massaal …, nee: ik wil niet dat hun nieuwe nieuwe droomhuis een vuilnisbelt wordt.
~ Wim Kuipers ~